De halfnaakte en de kofferman

Fietsend naar huis, zondagavond in de miezerige koude regen, zie ik ineens een man onder een lantaarnpaal staan in spijkerbroek en ontbloot bovenlijf, wezenloos voor zich uit starend. Er zijn veel verwarde en dakloze mensen op straat in Utrecht. Meestal ga ik daar aan voorbij. Maar halfnaakt in de natte nachtelijke kou…?

Ik stop en vraag: ‘Gaat het? Are you OK?’ Hij begint een verhaal in het Engels over wachten op een vriendin, over religie, over een bericht met uitnodiging voor iedereen om bij elkaar te komen… Zolang ik blijf glimlachen en ‘yes’ zeg, zal alles goed komen, zegt hij. Ik gok dat hij uit Syrië komt en een eigen wereld in zijn hoofd heeft gecreëerd om te overleven.

Ik kan hem niet laten staan. Hij zal doodziek worden van kou en nattigheid. Ik probeer in zijn verhaal mee te gaan en lok hem ondertussen naar een daklozenopvang. Ik vervloek de zwakke bagagedrager van mijn fiets, die hem niet kan dragen. We moeten lopen. Hij doet telkens twee stappen en wordt dan weer een starend standbeeld. Hij noemt zijn huis. Ik ontfutsel het adres en huisnummer. Het blijkt vlakbij. Daar aangekomen, klopt het verhaal niet. Opnieuw de verleidingsdans om hem naar een shelter te krijgen. Ik lok hem met water, eten, kleren, kachel, bed. Dingen die ik zelf niet bij me heb. Ineens gaat hij lopen, tot hij merkt dat we niet onderweg zijn naar ‘zijn huis’. Hij keert resoluut om en loopt terug.

Een lichte frustratie maakt zich van mij meester. Wat moet ik nou? Ik fiets hem achterna en zeg dat ik wegga als hij niet met me mee gaat. Hij vraagt om mijn jas. Die wil ik niet geven. Moet ik me nu schamen dat ik niet wil delen, of is het goed om te zorgen dat ik zelf geen longontsteking krijg? Ik doe toch al meer dan anderen door hem naar een daklozenopvang te willen brengen?

Tot mijn grote opluchting komt er een (andere) dakloze met rolkoffer en grote boodschappentas uit de richting van de shelter aangelopen. Ik klamp hem aan voor advies. De man spreekt ook alleen Engels. Hij vraagt aan de ‘Syriër’ wat hij wil. Eten, water, jas. De kofferman geeft hem spontaan wat te eten uit zijn tas. Ik ben onder de indruk van het genereuze gebaar en denk aan mijn ervaringen in Afrikaanse landen waar ‘delen’ de gewoonste zaak van de wereld is onder de armste mensen. Dan zegt kofferman dat de shelter vol is. Hij zoekt ook naar een plek en klampt mij aan voor hulp. Halfnaakte man gaat er vandoor. Ik voel me in tweeën getrokken.

Ik weet nog een tweede plek waar maaltijden voor daklozen geserveerd worden en breng kofferman daarheen. De plek is gesloten. Omstanders vertellen dat de opvang is opgeheven! Kofferman en ik raken in gesprek. We stellen onszelf voor en waar we vandaan komen, en zo. Een brave huisvader uit Oost-Europa, die in Nederland op zoek is naar een andere ‘mindset’, de kans om te leren, een betere toekomst. Iets in mij zou hem zó bij mezelf thuis uitnodigen, maar vele andere stemmen in mij willen en durven dat niet.

Verontschuldigend zeg ik dat ik verder ook geen plekken weet, behalve Hoog Catharijne: in elk geval droog. Die plek is ‘crisis’, volgens de man. Hij zegt dat hij zich nu gelukkig voelt, omdat ik de eerste Nederlandse persoon ben die oprecht interesse in hem toont…

Ik voel me halfnaakt, armoedig en doodongelukkig omdat ik twee mensen in de kou laat staan en zo deel ben van een systeem dat er niet in slaagt om iedereen genoeg te bieden.

Plaats een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.